top of page
Frank Bokern

Een bacchanaal bij de Regouts

In 1875 viert Petrus Regout zijn vijftigjarig huwelijk en hij doet dat met een feest zoals Maastricht nog nooit heeft gezien. Het wordt een waar bacchanaal met als decor Vaeshartelt en de ‘lusttuinen’ rond het kasteel. De dag begint met een hoogmis in de St. Mathiaskerk aan de Boschstraat. Na afloop gaat het gezelschap naar Meerssen. Bij de entree van Vaeshartelt staat ‘een prachtvolle eereboog’ met daarop in veelkleurige letters: ‘Hulde aan Petrus Regout en Aldegonda Hoeberechts bij hun 50-jarig huwelijksfeest.’ Overal staan houten tafels met lange banken, er zijn dansvloeren, carroussels, kegelbanen en andere ‘tijdelijke uitspanningen’. Alle werknemers zijn welkom, of beter: worden geacht te komen, ze hebben vrij gekregen ‘zonder korting der verdiensten’. De spoorwegen zetten speciale treinen in, het landgoed heeft natuurlijk zijn eigen station, maar het lijkt erop dat de mannen, vrouwen en kinderen van de fabrieken de zes kilometer naar Vaeshartelt te voet hebben afgelegd: de krant De Grondwet schrijft in zijn verslag dat ‘al het werkvolk, ten getale van omstreeks 2300, allen in feestgewaad en versierd met een gelegenheidsmedaille, met muziek en vlaggen in eenen onafzienbaren stoet naar het feestterrein toog’.



De stoet wordt geleid door de ‘bonkige’ glasblazer Jacobus Robeers ‘gezeten op een witten ruin, die met mustang-achtige balsturigheid zijn berijder in duizend angsten dreef’. De woorden zijn van gemeenteraadslid Michaël Ubachs die in zijn boek het bacchanaal beschrijft, en dat doet met de pathos die we van hem kennen. De passage toont aan dat Ubachs bijna zestig jaar na het feest over uitstekende bronnen kon beschikken, niemand anders geeft zoveel details. Jacobus Robeers is zeker geen fictief figuur: hij is makkelijk terug te vinden in het bevolkingsregister. De glasblazer woont in die tijd op de St. Antoniusstraat met zijn vrouw Cicilia Jeunhomme en de vijf kinderen die ze dan hebben. Robeers is overigens vooral zo bang dat het paard hem zal afwerpen omdat hij een kostbaar glazen kunstwerk meetorst, de afgelopen dagen gemaakt door zijn afdeling. Zo hebben de medewerkers van elk bedrijfsonderdeel een cadeau bij zich waarmee ze hun vakmanschap tonen.

‘Zingende bereikte de massa Vaeshartelt,’ schrijft Ubachs. Na het zingen is er eten en drank. De kranten weten dat Regout honderden kilo’s vlees en honderden hammen heeft laten aanrukken. Om de dorst van alle gasten te lessen is ‘een batterij van een honderdtal vaten Maastrichts bier’ ingeslagen. Slot van het feest is een groot vuurwerk op de Groote Greend in Maastricht. Slim bedacht, zo wordt het falderappes verleid om terug te gaan naar de stad. Maar het vuurwerk wordt afgelast wegens regen. Een ander onderdeel van het slotprogramma gaat wel door. ’De werklieden hielden na afloop der feesten een optocht met banieren in de stad.’ Ubachs heeft het krantenartikel gelezen, en steekt er de draak mee: ‘En allen prezen zij […] den goeden Heer die het wel meende met zijn volk.’ Hij verhaalt van een andere afloop. ‘Nooit is er in Limburg's contreien zoo een uitbundig feest gevierd. Nooit is er meer gegeten en.... gedronken vooral. Gelukkig voor de feestgenooten dat de volgende nacht droog en warm was. Slechts weinigen bereikten vóór den ochtend de stad.’


Robeers gold waarschijnlijk als een van de modelwerknemers van de Regouts dat hij dat kostbare cadeau mocht overhandigen aan ‘d’n hier’. Daar zal de volgende generatie Regouts anders over hebben gedacht. Als de Tweede Kamer in 1887 een Parlementaire Enquête start naar de misstanden in de fabrieken en daarbij sterk focust op Maastricht, of beter: op de misstanden bij de fabrieken van Regout, meldt de modelwerknemer zich zomaar als getuige. Er zijn maar weinig Maastrichts arbeiders die dat durven. Jacobus Robeers neemt geen blad voor de mond. Hij is het die onthult dat arbeiders bij Regout weliswaar ondersteuning krijgen als ze ziek zijn, maar ook dat de steun ophoudt ‘wanneer zij versleten zijn en niet meer kunnen werken’. Dan is het ‘met hen gedaan. Robeers onthult ook hoe harteloos de Regouts met hun arbeiders omgaan als het crisis is. Dan worden de salarissen namelijk rücksichtslos gekort. De socialist Willem Vliegen had het al eerder aangekaart en werd erom beschimpt, maar het blijkt wel degelijk waar. Robeers, die op zijn elfde in de fabriek is begonnen en in 37 jaar tijd is opgeklommen van gamin tot meesterglasblazer, heeft maar liefst 15 procent moeten inleveren op zijn salaris. Verdiende hij eerst 40 gulden per periode van 44 dagen, nu neemt hij nog maar 34 gulden mee naar huis. Dat terwijl de meeste fabrieksarbeiders ook zonder deze korting al een beroep moesten doen op de bedeling en de liefdadigheid om rond te kunnen komen.


Het verhaal komt voor in Crapuul, Kroniek van een krottenwijk maar is hier uitgebreid met informatie uit de oerversie van het boek. Bronnen: Michael Ubachs, Een eeuw modern kapitalisme. De Regouts. Leed en strijd

van Maastricht’s proletariaat, krantenartikelen over het bacchanaal via Delpher. Foto: de lusttuinen rond Vaeshartelt, litho uit Petrus Regout, Album dedié à mes enfants et mes amies, derde herziene druk 1868.


Comments


bottom of page