Het standbeeld van Petrus Regout blijft een dankbaar object voor acties. Nu weer van de SP, die op 12 juni aandacht heeft gevraagd voor de Dag van de Kinderarbeid en dat heeft gekoppeld aan het Kinderwetje van Van Houten – dit jaar precies anderhalve eeuw geleden aangenomen. Het ging de SP ook om de kinderarbeid die er nu nog is, in verre landen waar we het niet zien. Maar het is goed om even te memoreren dat het Kinderwetje er nooit was gekomen zonder Petrus Regout.
Kinderarbeid is heel gewoon in de 19e eeuw. Maar dan thuis, op het land of in werkplaatsen. Niet in fabrieken waar stoommachines het moordend tempo dicteren en arbeiders met stukloon worden opgejaagd om keihard te werken. Al in 1841 toont de Limburgse gouverneur Gericke van Herwijnen zich geschokt over het afbeulen van kinderen vanaf 7 jaar in de fabrieken van Regout. Hij stelt rigoureuze maatregelen voor. Maar koning Willem II, een vriend van Regout, legt het advies naast zich neer.
Bij alle debatten in de 19e eeuw over kinderarbeid valt de naam Regout. Het brengt in 1856 de Staatscommissie De Vries Robbé voor een inspectie naar de fabriek. Regout heeft dan zo’n 1.600 medewerkers en daarvan zijn er 461 tussen de 8 en de 15 jaar – de kinderen van 7 jaar, die er ook volop waren, zijn daar dus niet bij opgeteld. Ze werken 12 uur per dag, zeven dagen per week, 362 dagen per jaar. Petrus Regout is bovendien de enige in Nederland die de kinderen ook dwingt om nachtdiensten te draaien.
Het is hard werken. Een glasgieter maakt 1.600 bierglazen per dienst, dus zijn gamins moeten datzelfde tempo aanhouden. Veel kinderen ‘scheenen vermoeid’ noteert de inspecteur, dat terwijl ze dan nog negen uur moeten. In de pottenfabriek drijven kinderen met lichaamskracht de draaibanken aan. ‘Kleine meisjes’ brengen de potten weg en moeten voortdurend de trappen op en af. ‘Zij zagen er ongezond en vermoeid uit.’ Andere kinderen bewerken het aardewerk. ‘Hun uitzigt was algemeen slecht.’
Het rapport van De Vries Robbé verschijnt in 1869, maar leidt niet tot actie. Het is in 1871 reden voor het links-liberale Kamerlid Samuel van Houten om zijn Kinderwetje op te stellen. Eerste minister Thorbecke, al decennia bevriend met Petrus Regout, is er fel op tegen, maar Van Houten zet door. Maar hij krijgt het moeilijk in de Tweede Kamer waar nog geen partijen zijn en daarom jaren wordt gedebatteerd totdat er een zo groot mogelijke consesus is. Maar dan krijgt Van Houten steun uit Maastricht.
Kapelaan Wijnen is eind 1873 ontdaan als hij ontdekt dat meer dan een kwart van zijn communicantjes in de fabriek werken, meestal bij Regout en vaak al vanaf 7 jaar. Hij publiceert een pamflet in acht afleveringen op de voorpagina van de landelijke katholieke krant de Maasbode, en geeft het pamflet daarna als brochure uit. Het land staat op zijn kop. Van Wijnen schaart zich achter het wetsvoorstel van Samuel van Houten. Daarmee krijgt de liberaal alle katholieke Kamerleden achter zich.
Op 5 mei 1874 stemt de Tweede Kamer bijna unaniem vóór het Kinderwetje. Op 19 september gaat de Eerste Kamer akkoord en heeft Nederland zijn eerste sociale wet. Als kapelaan Wijnen bij de Parlementaire Enquête van 1887 nog eens vertelt hoe kinderen werden afgebeuld bij Regout, wordt hij kaltgestellt: de bisschop plaatst hem over naar een gehucht, de brochure met zijn getuigenis bij de enquête wordt uit de handel genomen en hij mag nooit meer schrijven of spreken over sociale kwesties.
Dank aan Govert Derix voor de tip en de foto. Portret links: Samuel van Houten. Spotprent: Albert Hahn, 1908. Bron tekst: ‘Crapuul’.