In 1966 kreeg het beeldje van de Mestreechter Geis landelijke bekendheid als ‘Het Maastrichtse Lieverdje’. Maastrichtse provo’s hielden hun manifestaties rond het beeldje, al hadden ze wat minder vergaande ambities dan de provo’s in de hoofdstad. Op het Spui vonden bezielende happenings plaats onder leiding van grootheden als Robert-Jasper Grootveld en Roel van Duyn die verregaande eisen hadden hoe de politiek, de maatschappij en de economie anders in te richten, de Maastrichtse provo’s eisten meer dansgelegenheden, want dansen mocht burgemeester Michiels van Kessenich alleen in gelegenheden die een vergunning hadden, en die werden door hem niet zomaar uitgegeven.
[Tekst gaat verder onder de illustratie.]
Op 22 april 1966 werd het ‘harlekijn-achtige beeldje’ beklad met witte verf. Zo’n tweehonderd Maastrichtse provo’s waren erbij, volgens dagblad De Tijd ‘overigens keurig geklede en netjes geknipte jongeren’. Een paar weken later sloeg de vlam in de pan toen zo’n vijfhonderd provo’s. ‘De jongelui dromden samen rond het beeld van de Maastrichter „Geis" aan het Bat. Zij trokken het standbeeldje — een creatie van Mari Andriessen — heen en weer, gingen op de weg zitten, molesteerden het verkeer en trachtten herhaaldelijk brand te stichten op de weg,’ meldde het Nieuwsblad van het Noorden. De politie hakte er fel op in met gummiknuppels, zeker veertien provo’s werden gearresteerd - ze kregen later een boete van 100 gulden, deels voorwaardelijk.
Lokale media mochten er niet over berichten. Daar trokken de journalisten van de ROZ, de voorloper van L1, zich niets van aan, ook al werden ze vermanend toegesproken door de baron die al sinds 1937 burgemeester was. Net als de Amsterdamse burgemeester Van Hall, bleek Michiels van Kessenich een relikwie te zijn uit lang vervlogen tijden, die allang niet meer was aangesloten op de tijdgeest. Hij ging zelfs langs bij de ROZ om de journalist vlak voor de uitzending te overreden om zijn reportage niet uit te zenden. Maar de ROZ deed het wel. Toen hij de pers niet bleek te kunnen tegenhouden, kwam de baron met een andere rigoureuze maatregel: hij heeft het beeldje van de Mestreechter Geis laten weghalen.
En dat was het einde van de manifestaties, schrijf ik in ‘Crapuul’ op gezag van opperprovo en provo-chroniquer Roel van Duijn. Maar dat is toch niet helemaal waar. In het najaar hielden de provo’s in Borgharen hun ‘internationaal provotaries konsilie’. Ook alle bekende Amsterdamse provo’s waren er. Het konsilie werd op 14 november 1966 afgesloten met een happening rond het beeld van Petrus Regout ‘de uitbuiter van Maastricht’, die bovendien een ‘groot-kapitalistische stinkerd’ was. Het beeld werd met waspoeder ingesmeerd en toen dat niet bleef plakken, ook nog met speeksel.
Petrus kreeg een papieren steek op en de motorbril van Robert Jasper Grootveld, en werd aan de voorkant en de achterkant met krijt voorzien van het provo-teken. Het Limburgs Dagblad: ’Onder het maken van een rondedans werden talrijke verwensingen en beschuldigingen naar het hoofd van de roerloze Regout gekreten.’ De Maastrichtse recherche was erbij, geleid door hoofdcommissaris Arends, maar hij was zo wijs om dit keer niet in te grijpen. De krant vond het dan ook maar ‘een matte vertoning’, die ook nog eens werd geplaagd door kou en regen.
Dat maakte meteen een einde aan deze happening: ‘Het koude weer won het van het vuur van de happenaars, die vrij gauw afdropen naar de warmte van Maastrichtse café's om daar te bekomen.’ Begin februari 1967 is de Mestreechter Geis teruggezet op het Bat. In mei 1967 werd het beeldje weer witgekalkt, maar nu door ‘een stel baldadige en brooddronken nozems’, volgens het Limburgs Dagblad. In november 1967 is Michiels van Kessenich met pensioen gegaan en konden ook in Maastricht de jaren zestig officieel van start gaan.
Foto’s: Provo’s in Borgharen: Nationaal Archief, Mestreechter Geis beklad: Limburgs Dagblad, happening met speespak: (maker) Iris de Leeuw.
Comments