Journalist wilde ik worden. En ik maakte een vliegende start. Ik zat nog op de School voor de Journalistiek toen ik mijn eerste onderzoeksartikel publiceerde in de Haagse Post, over financiële schandalen bij het Ziekenfonds Zuid-Limburg notabene. De vier jaar erna heb ik gewerkt voor de NOS en de Haagse Post. Maar het waren de jaren tachtig. Het was crisis. En er was geen droog brood te verdienen in het vak. Dus kwam ik in de communicatie terecht. En uiteindelijk in de reclame.
Bas Barnasconi, de art director waar ik mee moest gaan samenwerken bij het reclamebureau in De Bilt, vond me maar een rare snuiter. Maar ik hem ook. Ik werd toch aangenomen om samen met hem een creatief team te vormen. Binnen drie maanden waren we beste vrienden. We reden samen naar De Bilt, werkten acht uur intensief samen, gingen samen weer terug naar Amsterdam, en brachten vaak ook nog de avond samen door. Gewoon omdat we het zo goed met elkaar konden vinden.
Het is geweldig om creatieve concepten te maken. En de copy erbij te schrijven. Maar reclamebureaus zijn afschuwelijk. Dus zijn we in 1993 voor onszelf begonnen. We zijn niet samen een nieuw bureau begonnen, alhoewel dat makkelijk had gekund. We wilden echt vrij zijn. Maar goed ook. Ik ontwikkelde me tot bladenmaker, Bas werd huisman en ging voor zijn vier kinderen zorgen. Veel tijd voor reclamewerk had hij niet meer, want hij was samen met een vriend ook een online radiostation begonnen: Pinguin Radio. En hij had nog altijd zijn band.
Bas was al in zijn studententijd in Maastricht begonnen met het Duo Penotti Trio. Dat werd later het al veel serieuzere Van Katoen. Een jaar of vijftien geleden veranderde Van Katoen in de BAZZOOKAS en stond Bas opeens in Paradiso Amsterdam met een ska-band van een man of acht met ook nog een stevige blazerssectie. Het dak ging eraf die zondagmiddag in de overvolle muziektempel. En dat werd regel bij alle optredens van de band, die ook populair werd over de grens, zelfs in Japan en Australië. Een heuse feestband die soms doet denken aan de feestjes die Manu Chao kon organiseren.
En dan schrijven we 27 juni 2024. En verschijnt de najaarsbrochure van Uitgeverij Van Oorschot waarin mijn vierde boek aan de boekhandels wordt gepresenteerd. Op een prominente plek want ik ben nu ‘een schrijver van naam’. Toe maar! Een paar minuten later zie ik een bericht op Facebook dat de Bazzooka’s zich voorbereiden op hun debuut op Glastonbury Festivals. Mijn Bas die op zijn 60ste het walhalla van de popfestivals bereikt. En zijn vroegere maatje, die toch wat mislukte journalist, presenteert op zijn 67ste zijn vierde boek bij de meest gerenommeerde uitgeverij van Nederland.
Mensen hadden soms wel eens moeite met de bravoure die Bas en ik aan de dag legden. En raakten al helemaal in de war als we die bravoure weer onderuit haalden door er de draak mee te steken. Het gekke is dat we nu helemaal geen bravoure voelen, maar dat we er allebei een beetje bedremmeld van zijn. Jongens waren we, jongens die maar wat graag tegen de wereld wilden schoppen en de gevestigde orde wilden uitdagen. Maar dat het ons zover zou brengen stemt vreemd genoeg bescheiden. Straks knijpt iemand ons misschien wel in de arm en blijkt het allemaal een droom, dat gevoel. Maar nee, het is geen droom. En wat leuk dat Bas en ik, onafhankelijk van elkaar, hierin nog steeds samen optrekken.
